Hoofdmenu

Natuurrijk Rekken

Het Haaksbergerveen: over een lauwe zee, ijzige gletsjers en regenwater

“God schiep de aarde, behalve Nederland, dat liet hij over aan de Nederlanders”. Dat schreef in de 18e eeuw de Franse schrijver en filosoof Voltaire. En terecht, want er is geen ander land ter wereld waar de mens zo sterk zijn stempel op het landschap heeft gedrukt. Zonder dijken en gemalen zou een groot deel van West- en Noord-Nederland permanent of een groot deel van het jaar onder water staan. Vrijwel elk stukje Nederlandse grond is ontgonnen, omgeploegd, bebouwd of geasfalteerd. Echte oernatuur, natuur waarop de mens geen enkele invloed heeft gehad, bestaat in Nederland niet meer. Wat wij natuur noemen is door mensen gemaakt. Bossen, houtwallen en singels zijn aangeplant en heidevelden zijn niet anders dan oude cultuurlandschappen, die alleen kunnen blijven bestaan wanneer natuurorganisaties die terreinen intensief blijven beheren, niet anders dan door ouderwetse landbouwmethodes te blijven toepassen. Dat maakt deze gebieden natuurlijk niet minder waardevol.

En toch…, op loop- of fietsafstand van Rekken vinden we een landschap dat nog heel veel weg heeft van de oorspronkelijke Nederlandse oernatuur: het Haaksbergerveen en, aangrenzend aan de Duitse kant, het Ammeloer Venn. Voor het hoe en wat van dit gebied moeten we ver, heel ver terug in de tijd.

Het Haaksbergerveen in de winter

Het Haaksbergerveen in de winter

 

Tientallen miljoenen jaren geleden, in een periode die we nu het Tertiair noemen, lag in onze streek een ondiepe warme zee waarin zich kleilagen hebben afgezet. Deze kleilagen zijn in de ondergrond van Rekken en omgeving nog steeds te vinden. Op veel plaatsen is deze klei in het verleden afgegraven om er bouwstenen en dakpannen van te bakken. Niet voor niets hebben we in Rekken een Leemweg en aan de Loovelderweg vind je nog steeds de kleiputten waaruit deze grondstof is gewonnen. In de Tertiaire klei zijn fossielen gevonden: haaientanden, schelpen en zelfs walvisbotten.

Veel later, ongeveer 200.000 jaar geleden, begon de voorlaatste ijstijd. Enorme gletsjers breidden zich vanuit Scandinavië over Noord- en Midden-Nederland uit. Met de tientallen meters dikke ijsmassa’s werden gruis en stenen uit het noorden aangevoerd, die onder de enorme druk van het zware ijs tot leem werden vermalen. Ook deze zogenoemde keileem bleef in de bodem achter.

 

De oeroude kleilagen in de ondergrond zorgen er op veel plaatsen voor dat het regenwater niet naar de ondergrond kan weglopen. Tegelijkertijd houdt deze laag ook water uit grondwaterstromen tegen. Op deze plaatsen ontstonden na de laatste ijstijd onafzienbare veenmoerassen. Tot ver in de middeleeuwen bedekten dergelijke moerassen grote delen van ons land, tot men ontdekte dat je hier brandstof in de vorm van turf kon winnen.

Het Haaksbergerveen is een van de restanten van deze eens zo uitgestrekte veengebieden. Vooral in de grensstreek, een “ver weg” gelegen gebied waar nieuwe ontwikkelingen vaak lang aan voorbij gingen, zijn veengebieden behouden gebleven. Ook in het Haaksbergerveen is uitgebreid turf gestoken, eerst kleinschalig voor eigen gebruik om de huizen en boerderijen te verwarmen, later ook op grotere schaal om als de brandstof te dienen voor de stoommachines in de opkomende Twentse textielindustrie. Daarvoor moest het veengebied wel eerst ontwaterd worden. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog is in dit gebied nog turf gestoken, maar gelukkig is het veen nooit helemaal ontgonnen. Aan het eind van de jaren zestig kwam het dan ook als natuurreservaat bij Staatsbosbeheer in beheer.

Alles draait om water

 

Alle inspanningen zijn er sinds die tijd op gericht om het regenwater in het gebied vast te houden. Daarvoor zijn bijvoorbeeld ontwateringssloten gedempt en dammen aangelegd. Zo steeg de grondwaterstand weer en stierven de berken, die op de uitgedroogde veengrond konden kiemen en opgroeien, af. Op sommige plekken in het veen zie je dan ook nog steeds dode berkenstammen in het water staan.

Regenwater bevat maar weinig voedingstoffen, waardoor in het veen vooral bijzondere plantensoorten groeien die met weinig voedingsstoffen genoegen nemen. Een erg belangrijke soort voor het veen is het veenmos, een plant die als een spons het regenwater vasthoudt. Doordat het plantje aan de bovenkant steeds doorgroeit terwijl het aan de onderkant afsterft, zorgt het ervoor dat de veenlaag langzaam maar zeker dikker wordt.

Er groeien in het Haaksbergerveen ook orchideeën en zelfs een “vleesetende” plant: het kleine plantje zonnedauw vult het karige aanbod aan voedingsstoffen in de bodem aan door insecten te vangen. Als het veenpluis bloeit, kleurt het veen wit.

Bloeiend veenpluis

Orchidee

 

 

De beheerders van het natuurreservaat hopen dat door de beheersmaatregelen de bijzondere veenplanten weer gaan groeien en het veen zich weer herstelt. Dat lijkt voor een groot deel goed te lukken: op veel plaatsen groeien weer uitgestrekte veenmosdekens. Je kunt dit vooral goed zien van het vlonderpad door het veen, dat loopt over en langs een aantal vroegere veenputten, plekken waar vroeger turf is gestoken.

Er is in het Haaksbergerveen veel moois te ontdekken. Het landschap is er in alle seizoenen prachtig, er leven allerlei bijzondere vogelsoorten en wie geluk heeft kan op zonnige dagen zomaar een adder tegenkomen. De adder is de enige Nederlandse gifslangensoort. Dat klinkt verontrustend, maar adders zijn schuw zullen niet uit zichzelf een mens aanvallen; alleen als ze zich bedreigd voelen zullen ze van zich af bijten. Daarom en omdat dit zeldzame dier erg gevoelig is voor verstoring is het belangrijk deze interessante dieren zo veel mogelijk met rust te laten.

De adder, de enige Nederlandse gifslangsoort

 

Verder leven er meerdere soorten kikkers, onder de andere de bijzondere en zeldzame heikikker. De mannetjes van de heikikker kleuren in het voorjaar als de voortplantingstijd begint hemelsblauw. Hun geluid klinkt alsof iemand onder water een fles borrelend vol laat lopen.

 

Heikikker

Van de zoogdieren leven in het rond het Haaksbergerveen vossen, reeën en zelfs af en toe wilde zwijnen, die er de grond omwroeten op zoek naar iets eetbaars.

 

Prenten en wroetsporen van wilde zwijnen

Prenten en wroetsporen van wilde zwijnen

 

Kortom, “oernatuur om de hoek”!

 

 

PB, 31-12-2016